Kamervragen/Antwoorden over Friese gezinnen die op straat zijn gezet om een wietplantje

07 april 2019

Op 25 februari zijn er kamervragen gesteld door lid Bergkamp en Groothuizen beiden van D66 aan de minister van binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over het bericht dat in Friesland gezinnen uit huis worden gezet voor het bezit van een wietplantje. Op 5 april zijn de kamervragen beantwoord.

2019Z03782

Vragen van de leden Bergkamp en Groothuizen (beiden D66) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat Friese gezinnen op straat zijn gezet om een wietplantje, ingezonden 25 februari 2019.

Vraag 1 Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Friese gezinnen op straat zijn gezet om een wietplantje? 1)

Antwoord 1 Ja, ik heb kennis genomen van het bericht uit 2011.

Vraag 2

Deelt u de mening dat een uithuiszetting van een gezin met kinderen vanwege één wietplant disproportioneel?

Antwoord 2

Ik begrijp de zorgen van de leden. Uiteraard dient de maatregel proportioneel te zijn en afgezet te worden tegen de gevolgen die dit met zich meebrengen voor het gezin. Het is voorafgaand aan een woningontruiming altijd aan de kantonrechter om te beoordelen of een verhuurder hiertoe kan overgaan. De kantonrechter kan alle voorwaarden en omstandigheden bij het oordeel betrekken. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over de proportionaliteit in concrete gevallen.

Vraag 3

Bent u bereid om met Aedes en andere woningbouwcorporaties in gesprek te gaan om te kijken of het mogelijk is om recreatieve hobbytelers of gebruikers van medicinale cannabis met een maximum van vijf wietplanten uit te zonderen van het ‘zero-tolerance beleid’?

Antwoord 3

Navraag bij Aedes leert dat woningcorporaties vaak op stedelijk, (boven)regionaal of provinciaal niveau afspraken maken met de politie en de gemeente over de aanpak van drugscriminaliteit, drugsoverlast en overige misstanden. Bij het telen van vijf hennepplanten of minder wordt doorgaans niet overgegaan tot strafrechtelijke vervolging. Maar hennepteelt kan ook bij kleine hoeveelheden leiden tot overlast. Op basis van lokale omstandigheden en indien daar aanleiding toe is, kunnen woningcorporaties daarom – veelal samen met gemeente en politie – besluiten een zero-tolerance beleid te voeren en te handhaven. Dit zerotolerance beleid betreft in dit geval een privaatrechtelijke afspraak in het huurcontract, waarin wordt overeengekomen dat er geen wietplanten worden toegestaan. Overtreding daarvan leidt dus doorgaans niet tot een strafrechtelijke aanpak, maar wel tot een reactie van de woningcorporatie. Vanwege toenemende overlast is er door de toenmalige woningcorporatie De Wieren (thans Elkien) in 2011 een lijn ingezet om geen wietplanten meer toe te staan in de huurwoningen. Daarover is destijds met de huurderorganisatie en gemeente gesproken. Inmiddels is de context gewijzigd doordat in 2015 het Hennepconvenant NoordNederland is opgesteld in samenwerking tussen woningcorporaties waaronder Elkien, gemeenten waaronder Súdwest Fryslân, politie, Openbaar Ministerie en netbeheerders. Daarin is afgesproken dat met name de gemeente aan zet is voor handhaving. Nadien zijn er geen vergelijkbare situaties meer geweest. Gelet op het voorgaande hecht ik veel waarde aan lokale overwegingen bij het maken van afspraken en het sluiten van convenanten met als doel een aanpak om overlast te beperken.

1) https://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/nieuws/friese-gezinnenop-straat-om-een-wietplantje.1187740.lynkx?

Bron